In de winter van 2015-2016 ontdekten archeologen in de oostelijke pandgang van het voormalige predikherenklooster in Mechelen ruim vijftig grafstenen, de oudste uit 1673, de jongste uit 1775. De stenen kan je gaan bekijken in Het Predikheren - Bibliotheek Mechelen. Samen vormen ze als het ware de bladzijden van een stenen boek dat het verhaal vertelt van het klooster en zijn bewoners. Aan elk van hen wordt op de Facebookpagina Het Boek van Steen een kort memento gewijd, telkens op hun sterfdag, volgens de aloude traditie van het necrologium of dodenboek. Alle memento's vind je ook hieronder.
Tekst en opzoekwerk: Bart Robberechts / ARCHEOproof
Foto: Departement MOW, afdeling ATO
Het opgravingsverslag kan je hier terugvinden.
Dominicus
VAN DEN BERGHE
1 JANUARI
Dominicus was 57 toen hij in 1768 overleed en had 24 jaar eerder zijn kloostergeloften afgelegd als lekenbroeder. Bij lekenbroeders werd het grafschrift in de regel in de volkstaal (Nederlands of Frans) opgesteld, in tegenstelling tot het Latijn dat je op de grafstenen van de paters vindt. Anders dan de paters hadden de lekenbroeders geen priesterwijding ontvangen en verrichtten ze in het klooster vooral handenarbeid. Vaak traden ze pas op latere leeftijd in het klooster. BIDT VOOR DE ZIELE
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Tekening van een lekenbroeder van de dominicanen of predikheren uit ‘Malines. Costumes Religieux’ van Jean François Mardulyn (1751-1843))
Caesar
VAN HOUTEN
2 JANUARI
Toen hij in 1740 overleed was pater VAN HOUTEN al meer dan 50 jaar actief als predikheer, zowel in hun klooster in Mechelen als in 's-Hertogenbosch waar ze de schuilkerk van Sint-Jacob bedienden. In 1707 trok hij naar Den Bosch om er te bemiddelen bij de opvolging van Joannes VAN BILSEN als rector van die kerk. Hij was er zelf ook korte tijd priester in de schuilkerk van Sint-Cathrien. Hoewel de predikheren er in 1629 uit hun klooster waren verjaagd en zich 20 jaar later definitief in Mechelen hadden gevestigd, bleven ze zich trouw inzetten voor het zielenheil van de katholieke Bosschenaren.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Bossche Encyclopedie (H. Dominicus ontvangt de rozenkrans uit handen van Maria, altaarstuk uit de voormalige schuilkerk van Sint-Cathrien door Theodoor van Thulden (1606-1669))
Gaspar
GAST(on)
3 JANUARI
Over de juiste schrijfwijze van pater GASTs naam bestaat wat onduidelijkheid. Volgens sommige auteurs is ‘Gast’ een afkorting van ‘Gaston’. Het gebeurde vaker dat een woord of een persoonsnaam moest worden afgekort om te passen op de grafsteen. Maar in dit geval is er duidelijk geen sprake van plaatsgebrek. Bovendien bestaat er wel degelijk een familie Gast. In de Sint-Janskerk in 's-Hertogenbosch ligt er zelfs een grafsteen van ene Jasper Gast, naamgenoot en vermoedelijk (verre) verwant van deze pater die in 1687 overleed.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (grafsteen van Jasper Gast in de Sint-Janskerk in Den Bosch)
6 JANUARI
Guilliam was lekenbroeder toen hij in 1708 in het predikherenklooster overleed. Eerder (zie 1 januari) hadden we het erover dat lekenbroeders vooral handenarbeid verrichtten: koken, brouwen, tuinieren, klusjes allerhande, ... Guilliams grafsteen bevat enkele aanwijzingen met betrekking tot zijn specifieke taak in het klooster, in de vorm van voorwerpen die links en rechts van het grafschrift zijn afgebeeld. In deze rechts kunnen we met wat goede wil een of ander gereedschap herkennen. Maar heeft iemand een idee wat het voorwerp links zou kunnen zijn?
Foto: Studiebureau Archeologie bv
Guilliam
PAUWELS
Cornelius
DE VISSCHER
7 JANUARI
Sommige grafschriften lezen als een echt curriculum vitae, zoals dat van de in 1720 ingeklede en in 1727 tot priester gewijde pater DE VISSCHER. Volgens het grafschrift was hij toen hij in 1744 overleed directeur van het naast het klooster gelegen Sint-Jozefshuis en al vele jaren een toegewijd lid van de congregatie. Eerder was hij ook koster van de kloosterkerk geweest, dit wil zeggen belast met de organisatie van de eredienst, en prefect van de Broederschap van de Heilige Rozenkrans.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Binnenzicht van de (tweede) kerk van het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster door Jan-Baptist De Noter (1786-1855))
Ludovicus Bertrandus
SMEYERS
9 JANUARI
Iedereen kent wel het beeld van de rondbuikige, immer dorstige kloosterling. Dat je die ook bij de predikheren had, zou kunnen blijken uit het verhaal van pater SMEYERS die in 1699 overleed. Het grafschrift – bij deze pater uitzonderlijk in het Nederlands – vermeldt immers dat hij leed aan ‘steen en gicht’. Zowel nier- of blaasstenen als jicht worden in verband gebracht met een overmatige consumptie van alcoholische dranken en bepaalde voedingswaren. Beide aandoeningen kunnen bijzonder pijnlijk zijn, hier zelfs in die mate dat de dood gezien werd als een bevrijding.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Dorotheum (Ein guter Schluck door Ernst Nowak (1851-1919), gekend om zijn schilderijen van rondbuikige kloosterlingen)
Joannes
LAUKENS
12 JANUARI
Van pater SMEYERS (zie 9 januari) naar lekenbroeder Joannes is slechts een kleine stap. Die laatste overleed in 1763 op 77-jarige leeftijd nadat hij 52 jaar eerder zijn kloostergeloften had afgelegd. Zijn grafsteen laat geen twijfel over zijn rol binnen de kloostergemeenschap. Onder het grafschrift zijn immers de attributen van een brouwer afgebeeld: gaffels en roerstokken om in de maïsch te roeren en stuikmanden om wort van draf te scheiden. Het brouwlokaal of braxatorium bevond zich langs de westelijke kloostermuur (klik op afbeelding).
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster anno 1716, gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
Georgius
VANDEN EYNDEN
17 JANUARI
Wanneer de predikheren samen kwamen om te bidden en de eucharistie te vieren, dan ging dat vaak gepaard met gregoriaanse gezangen, waarbij de cantor of voorzanger bijvoorbeeld een vers zong en de medebroeders dan in koor antwoordden. In sommige gevallen werd het antwoord gezongen door een succentor of ‘degene die als tweede zingt’, zoals pater VANDEN EYNDEN die in 1727 stierf. Met OPChant delen Stefan Ansinger O.P. en Alexandre Frezzato O.P. de rijke traditie van dominicaanse gregoriaanse gezangen vandaag met de ganse wereld, zoals dit prachtige In Medio Ecclesiae.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en OPChant
Gabriel
DE HASE
21 JANUARI
De grafsteen van lekenbroeder Gabriel is zeer sterk verweerd. De contouren van het witmarmeren inlegwerk doen echter een bijzonder rijke versiering vermoeden, met links bovenaan mogelijk een gevleugelde putto of cherubijn. Door de verwering van het zachtere marmer is ook het grafschrift nauwelijks leesbaar, maar dankzij het bewaarde obituarium of getijdenboek en het onderzoek van Piet De Pue O.P. (1911-1987) weten we dat de uit Brussel afkomstige Gabriel in 1728 het habijt ontving, in 1730 zijn geloften aflegde en in 1755 overleed.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en © KIK-IPRA, Brussel / www.kikirpa.be (Putto of cherubijn op het grafmonument van Thomas d'Hénin-Liétard d’Alsace (1679-1759), vanaf 1716 aartsbisschop van Mechelen, in de Sint-Romboutskathedraal)
Petrus
VAN DE(n) HEUVEL
24 JANUARI
Hier rusten, in afwachting van de wederopstanding, de droge* botten van pater VAN DE(n) HEUVEL. Dat en zijn sterfdatum in 1729, veel meer geeft deze grafsteen niet prijs. ’s Mans leven was dan ook kort. Slechts acht jaar eerder had hij het habijt ontvangen en in 1725 was hij tot priester gewijd. In de jaren voor zijn dood was hij actief als predikheer en biechtvader in het aan het klooster toegewezen termijngebied in de Meierij van 's-Hertogenbosch waar hij met Kerstmis en Pasen dorpen als Heeswijk, Dinther, Diessen, Oisterwijk en de streek rond Geffen bezocht.
*in de betekenis van leven-/zielloze
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Rijksmuseum (Kaart van de Meierij van ’s-Hertogenbosch uit de periode ca. 1690-1735, anoniem, met aanduiding van de genoemde dorpen)
Dominicus
VANDER GRAFT
16 FEBRUARI
Van de jongste pater (zie 24 januari) naar de oudste. Pater VANDER GRAFT was 87 toen hij in 1743 overleed. Volgens zijn grafsteen was hij daarmee de oudste in heel de kloosterprovincie, waardoor hij binnen de gemeenschap ongetwijfeld heel wat aanzien en autoriteit genoot. Hij was afkomstig uit ’s-Hertogenbosch en had er enige tijd als predikheer in de schuilkerk van Sint-Jakob gewerkt. Aan het eind van zijn aardse leven kon hij terugblikken op een lange carrière waarin hij o.a. de functies van prior, supprior en vele (30?) jaren deze van procurator bekleedde.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Aartsbisschoppelijk Archief te Mechelen (Kapucijner pater Piat, geportretteerd als – eveneens – 87-jarige, twee jaar voor zijn dood in 1904 in het kapucijnerklooster van Brugge)
19 FEBRUARI
Pater GHYS’ grafsteen valt op door het bijzonder kleine formaat, niet groter dan een tegel. Waarom deze predikheer en biechtvader in tegenstelling tot andere paters slechts een klein steentje kreeg, is niet bekend. Wél zien we hetzelfde formaat bij een aantal lekenbroeders. Onder ‘s mans naam en functie was er op de tegel enkel nog plaats voor het jaar van zijn overlijden: 1738. Dankzij andere bronnen kennen we ook de dag en maand en weten we dat hij in 1702 zijn geloften had afgelegd en in 1703 tot priester was gewijd.
Foto: Studiebureau Archeologie bv
Carolus
GHYS
Michael Balthasar
SPILLEBOUDT
27 FEBRUARI
De grafstenen van paters kan je vaak makkelijk onderscheiden van deze van lekenbroeders, dankzij de afbeelding van een miskelk en soms ook een hostie. Die zie je op de meeste graven van paters, bijvoorbeeld op dat van de in 1688 overleden pater SPILLEBOUDT, maar nooit op deze van lekenbroeders. Dat komt omdat alleen paters een priesterwijding hebben ontvangen. Miskelk en hostie staan hier symbool voor de eucharistie, het belangrijkste sacrament waarvan de toediening is voorbehouden aan priesters.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Gust Boschmans werkgroep
Carolus
FEYTENS
Raymundus
VAN LIER
4 MAART
Allebei stierven ze op 4 maart: pater FEYTENS in 1714, pater VAN LIER in 1718. Maar er is meer dat hen bindt. Ze waren immers beiden cantor of voorzanger. Eerder (zie 17 januari) hadden we het al over het typische repertoire aan gregoriaanse gezangen waarmee OPChant vandaag het internet verovert. Je kan dit bijzondere project trouwens steunen via crowdfunding, zeg maar de hedendaagse variant van het bedelen dat sinds de oprichting van de orde – meer dan 800 jaar geleden – deel uitmaakt van de dominicaanse levenswijze.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Universiteitsbibliotheek Gent (Fragment uit een graduale of zangboek uit 1520 van de hand van de Bossche dominicaan Nicolaes van Rosendael (…-1537), Vlaams topstuk)
Elisabeth
BUGGERS
12 MAART
In het klooster werden ook enkele zusters van de derde orde van de H. Dominicus begraven. De predikheren traden op als hun biechtvaders en geestelijke raadsheren. Deze ongehuwde vrouwen kozen voor een leven gewijd aan God, evenwel zonder in te treden in een klooster en alle daarbij horende geloften af te leggen. Formeel werden ze geestelijke dochters of tertiarissen genoemd, maar in de volksmond sprak men vaker van kwezels of – in het noordelijke deel van de Nederlanden – klopjes. Een van hen is de in 1763 overleden juffrouw BUGGERS, die een grafsteen deelt met haar nicht juffrouw PRINSE.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Tekening van een ‘kwezel uyt de Kluys’, zoals de dominicaanse tertiarissen in Mechelen werden genoemd, uit ‘Malines. Costumes Religieux’ van Jean François Mardulyn (1751-1843))
Petrus
VANDEN BOSSCHE
19 MAART
Toen pater VANDEN BOSSCHE in 1690 op 54-jarige leeftijd overleed, had hij een groot deel van zijn leven doorgebracht in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, o.a. als rector van de Bossche Sint-Jacobskerk. Hij verwierf naam als auteur van de bestseller ‘Den Katholyken Pedagoge’ (1684), een handboek in vraag en antwoord-vorm waarin hij zich in vaak harde bewoordingen uitlaat over niet-katholieken, ketters dus. Dat vurige preken leverde hem de eretitel ‘praedicator generalis’ op, maar leidde ook tot zijn verbanning uit de Meierij, waarop hij naar Mechelen terugkeerde om er tot 1688 de functie van prior op te nemen.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en ARCHEOproof (Titelblad van ‘Den Katholyken Pedagoge’, 8ste druk (Gent, 1750))
Petrus
VAN DEN SANDE
24 MAART
Net als pater VANDEN BOSSCHE (19 maart) kreeg pater VAN DEN SANDE de eretitel van ‘praedicator generalis’. Ook hij was actief geweest in de Meierij van 's-Hertogenbosch – o.a. in 1726 in Oisterwijk – en nadien naar Mechelen teruggekeerd. Tot aan zijn dood in 1775, op 76-jarige leeftijd, bekleedde hij daar verschillende functies, o.a. deze van prior van 1746 tot 1749. Van alle teruggevonden grafstenen is de zijne is de jongste. Als er dus iemand het verhaal van de Mechelse predikheren kan navertellen, dan is hij het wel. Wil je hem graag eens ontmoeten? Dat kan! Op verzoek leidt hij bezoekers rond in zijn voormalige klooster.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en ARCHEOproof
(Bart Robberechts kruipt in de huid van pater VAN DEN SANDE om het verhaal van de Mechelse predikheren te vertellen)
Daniel
DU PLEIX
Hyacinthus
VAN PERCK
29 MAART
Op deze dag in 1715 stierf pater VAN PERCK. Exact negen jaar eerder was de Franse luitenant DU PLEIX hem voorgegaan. Van 1701 tot 1713 was Europa in de greep van de Spaanse Successieoorlog, met Franse en Spaanse legers aan de ene en de Geallieerden aan de andere zijde. Er werd voortdurend gevochten, behalve tijdens de lange barre winters. Tijdens deze van 1705-1706 deed Mechelen dienst als winterkwartier voor DU PLEIX’ regiment ‘de Gondrin’. Wanneer de troepen in de lente weer het slagveld opzochten, was dat echter zonder DU PLEIX, zoals blijkt uit zijn grafsteen.
Foto’s: ARCHEOproof (reconstructie van het uniform van een soldaat bij het infanterieregiment ‘de Gondrin’ tijdens de Spaanse Successieoorlog) en Studiebureau Archeologie bv
Martinus
VAN BUSCOM
4 APRIL
Het heeft wat extra opzoekingswerk gevergd om te achterhalen dat met de op deze steen vermelde letters B. M. V. B. lekenbroeder Martinus wordt bedoeld, overleden in 1707. De afgebeelde werktuigen – we herkennen o.a. hamer, tang en mes – doen vermoeden dat hij de klusjesman van het klooster was. De identiteit van het afgebeelde dier is minder duidelijk. De houding doet denken aan een leeuw zoals we die kennen uit de heraldiek. Maar wie dominicanen zegt, zegt natuurlijk hond, meer bepaald ‘Domini Canes’ of honden van de Heer én trouwe metgezel van de H. Dominicus.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Rijksmuseum (H. Dominicus wordt vergezeld door een hond met brandende fakkel, gravure door Pieter de Bailliu (1613-…) naar Bosschenaar Abraham van Diepenbeeck (1596-1675)
Joannes Baptist
DE NYS
16 APRIL
Bij het begin van de 18de eeuw worden de Mechelse predikheren meegesleurd in een internationaal conflict. Sophia Alberts groeit op in een protestants gezin in Helmond. Als ze plots verdwijnt, beweren sommigen dat ze ontvoerd werd door katholieken. Wanneer ze vervolgens opduikt in het katholieke zuiden en daar bescherming geniet van enkele hooggeplaatste geestelijken, reageert het protestante gezag door in de Meierij een aantal paters gevangen te nemen, waaronder pater DE NYS. Die zal pas zes jaar (!) later worden vrijgelaten, naar Mechelen terugkeren en er in 1728 overlijden.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Portret van Reginaldus Cools als bisschop van Antwerpen (1700-1706), een van Sophia’s beschermheren, uit Petrus Henricus Goos’ 'Encronologium episcoporum', Vlaams topstuk)
Pius
WALSCHAERTS
28 APRIL
Bij zijn overlijden in 1757 kon pater WALSCHAERTS terugblikken op een rijkgevuld leven. In het klooster had hij het onder meer tot procurator, supprior en prior geschopt. Daarnaast was hij lange tijd actief geweest in Gemert, in die tijd een rijksheerlijkheid van de Duitse Orde waar katholieken hun geloof nog openbaar mochten belijden, in tegenstelling tot de omliggende Meierij. Vóór hun komst naar Mechelen hadden de predikheren er een aantal jaren onderdak gevonden en later gaven ze er nog les in de Latijnse school. Ze leverden er ook bijstand in het bedevaartsoord van Onze Lieve Vrouw van Handel.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Heemkundekring Gemert (Kaart van het noordoostelijk deel van Brabant uit 1739 door Jacob Keyser, met Gemert aangeduid als RYKSheerlijkheid en o.a. ook het dorpje Ha(a)ndel)
Joannes Vincenti(n)us
VAN EVERBROECK
29 APRIL*
Eerder (zie 28 april) zagen we al dat de predikheren les gaven. Zo ook de in 1684 overleden pater VAN EVERBROECK die lector was in de roomse filosofie en theologie. Daarnaast was hij hoofdkapelaan van het koninklijk xenodochium of hospitaal voor vreemdelingen. Wellicht wordt het Spaans Gasthuis bedoeld – nu TSM Mechelen – vlakbij de Sint-Romboutskathedraal, waar sinds de 16de eeuw buitenlandse (vooral Spaanse en Italiaanse) soldaten werden verpleegd.
*ook 20 april wordt genoemd als sterfdatum
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Tekening van het Spaans Gasthuis anno 1697 met op de voorgrond een nachtwaker en boven de poort de ‘Habsburgse’ dubbelkoppige adelaar)
Ludovicus
CEULEMANS
12 MEI
De predikheren zijn gekend als hoeders van de ware leer der rooms-katholieke kerk. Om waarheid van dwaling te kunnen onderscheiden, wijden ze dan ook een groot deel van hun tijd aan studie. Zo ook pater CEULEMANS die in 1719 als professor in de roomse theologie en toen nog lid van het klooster van Maastricht deelnam aan het provinciaal kapittel om daar namens de ganse provincie Germania Inferior de pauselijke bul Unigenitus te onderschrijven, gericht tegen de dwaalleer van het jansenisme. Later werd hij meermaals verkozen tot prior in Mechelen, waar hij in 1752 overleed.
Foto’s: Studiebureau Archeologie en Google Books (titelblad van het bij Antwerps stadsdrukker Petrus Jouret uitgegeven verslag van het provinciaal kapittel van 3 mei 1719 in Leuven)
Cornelius
VERPOPPEN
15 MEI
Niet elke kloosterling heeft een grafsteen voor zich alleen. Er zijn er ook die een steen moeten delen. De ‘mede-eigenaars’ blijken echter altijd familie van elkaar. De steen van de in 1738 overleden lekenbroeder Cornelius VERPOPPEN bijvoorbeeld vermeldt ook de namen van paters Clemens VERPOPPEN en Rumoldus DE JONGHE. Het grafschrift leert ons dat pater DE JONGHE ‘fratris uterini’ was van de twee eersten, te vertalen als hun halfbroer aan moederszijde. Bemerk onderaan ook de ankers die sinds het vroege christendom symbool staan voor hoop en vertrouwen.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Next Luxury (tatoeage van een anker - tot op vandaag een populair motief - met verwijzing naar Hebreeën 6:19 'De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel.')
Theodoor
DE BRUYN
23 MEI
Eerder (zie 15 mei) zagen we dat lekenbroeder VERPOPPEN een grafsteen deelt met zijn broers. Dat blijkt ook het geval bij de in 1684 overleden pater Theodoor DE BRUYN en zijn broer Joannes Baptist. Even onafscheidelijk in de dood als in het leven delen ze tot de opstanding één graf, zoals ze ooit uit dezelfde baarmoeder werden geboren. Van Theodoor blijkt nog een tweede steen bewaard, veel kleiner weliswaar. Mogelijk is dat zijn oorspronkelijke grafsteen en kreeg hij samen met zijn broer een groter exemplaar na diens overlijden, ruim negen jaar later.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv
Nicolaus
VANDEN BUSDOM
29 MEI
De in 1731 overleden pater VANDEN BUSDOM wordt als prior vermeld op de gravure die Jacob Harrewijn maakte voor het boek ‘Belgium Dominicanum’ uit 1719, geschreven door de Gentse predikheer Bernardus DE JONGHE (1674-1749). Op dat moment had het klooster al grotendeels zijn definitieve vorm gekregen. Tijdens VANDEN BUSDOMs prioraat werd de kloostermuur voltooid en onder zijn opvolger Norbertus VAN BILSEN zouden de predikheren nog een nieuwe kerk bouwen, als sluitstuk van hun bouwproject in Mechelen.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster anno 1716, gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
2 JUNI
Het kleine grafsteentje van Petrus leert ons weinig over de man, behalve dat hij op deze dag in 1736 overleed en dat hij laicus of lekenbroeder was. Tijdens het archeologisch onderzoek werden in totaal een achttal van deze kleinere steentjes of tegels teruggevonden. De meeste bleken onderdeel van een in dambordpatroon gelegde vloer van zwarte en witte tegels. Dankzij het bewaarde obituarium of getijdenboek weten we dat Petrus in 1710 het habijt ontving, in 1713 zijn geloften aflegde en in het klooster kok was en dispensier of beheerder van de voedselvoorraad.
Foto: Studiebureau Archeologie bv
Petrus
DE BRUYN
Amandus
VANDER WAERDEN
9 JUNI
Een van de oudste grafstenen is deze van pater VANDER WAERDEN die stierf in 1682. Hij was onder meer actief aan de Latijnse school in Gemert en kreeg de eretitel ‘apostolisch missionaris’ voor zijn werk in 's-Hertogenbosch. Aan het eind van zijn leven was hij acht jaar lang prior in Mechelen. Verder was hij op een gegeven moment ook biechtvader van de dominicanessen in Brugge. Oorspronkelijk gevestigd in Assebroek waren deze zusters in de 16de eeuw om veiligheidsredenen naar een slotklooster in de Brugse binnenstad verhuisd, waar de naam 'Jakobinessenstraat' vandaag nog aan hun passage herinnert.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Brugge (Zicht op het dominicanessenklooster in de Jakobinessenstraat, tekening uit het handschrift van Charles Custius (1707-1752))
Maximilianus
HYMAN
10 JUNI
Net als Petrus (zie 2 juni) was de in 1688 overleden lekenbroeder Max kok en dispensier. Hun keuken of culina bevond zich in de noordoostelijke hoek van klooster, strategisch geplaatst tussen de eetzaal of refectorium in de oostvleugel en de gastenverblijven in de noordvleugel. Toeval of niet, maar dat is precies de plaats waar zich nu ook de keuken van restaurant Tinèlle bevindt. De religieuze voedingsvoorschriften van toen hebben plaatsgemaakt voor de allergenenlijst van vandaag, maar het vakmanschap en de creativiteit van de kok om daarmee om te gaan, die zijn gebleven.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster anno 1716, gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
Thomas
HOUBRAKEN
15 JUNI
Wanneer er contracten moesten worden gesloten, verbintenissen aangegaan, akten ondertekend, dan gebeurde dat meestal door de drie-eenheid die de dagelijkse leiding over het klooster had: de prior die aan het hoofd stond, de supprior die de prior bij afwezigheid kon vervangen en de procurator die als econoom streng toezicht hield op de inkomsten en uitgaven. Eén van de Mechelse kloosterlingen die die laatste taak meerdere termijnen op zich nam, was pater HOUBRAKEN. Voor er in 1702 een eind kwam aan het leven van deze predikheer en biechtvader, was hij ook nog koster geweest.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en scène met drie 'strenge' dominicanen uit de graphic novel ‘Jheronimus’ over het leven van de schilder Bosch door Marcel Ruijters (2015, Uitgeverij Lecturis)
Thomas
DE WINDT
18 JUNI
Aan het begin van het jaar maakten we kennis met pater SMEYERS (zie 9 januari) die geplaagd werd door jicht en blaas- of nierstenen. Hij zal niet de enige geweest zijn die al eens nood had aan medische bijstand. Lange tijd konden de paters en lekenbroeders daarvoor terecht bij ziekenbroeder Thomas, die aan het eind van zijn leven in 1728 als jubilaris kon terugblikken op meer dan 50 jaar kloosterleven. Thomas’ werkterrein was de infirmeria of ziekenboeg die wellicht omwille van besmettingsgevaar los stond van het hoofdgebouw (klik op afbeelding).
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster anno 1716, gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
Joannes Baptist
VAN PAESCHEN
20 JUNI
Pater VAN PAESCHEN was nog maar 36 toen hij in 1749 overleed. Op dat moment was hij directeur van het naast het klooster gelegen Sint-Jozefshuis en voordien was hij ook supprior en procurator geweest. Tijdens de opgravingen in de winter van 2015-2016 kwam zijn grafsteen als een van de eerste aan het licht. Het is een fraai exemplaar met witmarmeren inlegwerk. De details van het inlegwerk zijn helaas grotendeels weggesleten, maar bovenaan is nog de vorm van een gevleugelde zandloper herkenbaar, symbool voor de vluchtigheid van het leven.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en Rijksmuseum (‘Memento Mori’, gravure van Hendrik Hondius I uit 1626)
Magdalena Susanna
T'SERAERTS
23 JUNI
Na haar begrafenis in 1674 in de Mechelse Sint-Janskerk werd jonkvrouw T’SERAERTS bijgezet in de kapel van de predikheren. Waarom viel haar deze eer te beurt? Er zijn immers geen aanwijzingen dat ze een geestelijke dochter was (zie 12 maart). Zoals haar titel al doet vermoeden, behoorde ze tot het patriciaat. Niet zelden traden leden van deze elite op als patroon van religieus geïnspireerde projecten. Zo verleende Magdalena Susanna in 1655 krediet aan de Antwerpse jezuïeten. Mogelijk sponsorde ze later ook de Mechelse predikheren, net zoals haar zus Margareta Hendrika dat deed in 1693.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en FelixArchief - Stadsarchief Antwerpen (Wapen van de familie t’Seraerts uit ‘Anvers à travers les âges’ (1888) van Pieter Génard)
Clemens
VERPOPPEN
16 JULI
We hadden het eerder al over pater VERPOPPEN die samen met zijn broer Cornelius (zie 15 mei) en halfbroer Rumoldus DE JONGHE onder dezelfde steen begraven lag. In 1706 ontving hij zijn priesterwijding en wanneer hij 50 jaar later overleed, was hij volgens het obituarium de oudste van het gremium. Wellicht wordt daarmee het provinciaal kapittel bedoeld, de vierjaarlijkse bijeenkomst van vertegenwoordigers uit de verschillende kloosters van de toenmalige kloosterprovincie Germania Inferior, waar een provinciaal overste werd gekozen en het beleid voor de komende jaren bepaald.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en broeder Lawrence Lew o.p. (Foto van een glasraam van de St. Dominic Church in Washington, D.C. (2014))
Egidius
DE MAEYER
Bartholomeus
VAN TURENHOUT
17 JULI
Pater DE MAEYER en lekenbroeder Bartholomeus stierven op dezelfde dag, respectievelijk in 1730 en 1740. Ook hier valt bij de grafstenen weer het verschil in grootte op. Bij leven was er tussen paters en lekenbroeders echter op het eerste gezicht weinig verschil. Beiden droegen een witte tuniek met daaroverheen de zwarte mantel die hen in het middeleeuwse Engeland de bijnaam Black Friars had opleverd. Wel was destijds het scapulier van de lekenbroeders zwart, in tegenstelling tot wat Mardulyns tekening doet geloven*. En de paters onderscheidden zich natuurlijk ook door hun tonsuur of geschoren kruin die voorbehouden was aan priesters.
*met dank aan Anton-Marie Milh o.p. voor de rechtzetting
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Tekeningen van een pater en een lekenbroeder van de dominicanen of predikheren uit ‘Malines. Costumes Religieux’ van Jean François Mardulyn (1751-1843))
Hubertus
VAN MEERENDONCK
7 AUGUSTUS
Pater VAN MEERENDONCK is een van die weinige paters van wie slechts een klein grafsteentje bewaard is. Het bood zelfs onvoldoende plaats om zijn familienaam voluit te schrijven en dus werd het voorzetsel ‘van’ maar weggelaten. Nochtans was hij niet de eerste de beste. Bij leven was hij professor in de theologie. De Maurits Sabbebibliotheek van KU Leuven bewaart nog enkele werken die hem als auteur vermelden, gepubliceerd in de periode tussen het afleggen van zijn geloften in 1705 en zijn dood in 1718.
Foto's: Studiebureau Archeologie bv en KU Leuven - Maurits Sabbebibliotheek
Joannes
VAN OOSTENRIJK
14 SEPTEMBER
Bij de opgravingen in 2015-2016 werden in totaal 55 grafstenen en -steentjes gevonden. Ze bleken bijzonder goed gewaard en kregen bij de restauratie van het klooster opnieuw een plaats in de oostelijke pandgang. Eén steen vormt daarop een uitzondering: deze van de in 1673 overleden pater VAN OOSTENRIJK, tevens de oudste van de opgegraven grafstenen. Van de steen werden slechts fragmenten teruggevonden, hergebruikt in de fundering van een binnenmuurtje dat de westelijke pandgang afsloot van de noordelijke toen de gebouwen dienst deden als militaire kazerne.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op een slaapzaal in kazerne Luitenant-generaal Delobbe (1930-1975), alias het voormalige predikherenklooster)
Joannes Baptist
DE BRUYN
19 SEPTEMBER
We zagen eerder al dat pater DE BRUYN een grafsteen deelt met zijn broer Theodoor (zie 23 mei). Joannes Baptist overleed ruim negen jaar na zijn broer, in 1693, op 56-jarige leeftijd. Verder weten we van hem dat hij in 1665 bedienaar was van de Sint-Jacobsparochie op het Hinthamereind in 's-Hertogenbosch, in een schuilkerk achter het pand ‘Bossche Maagd’. In 1667 was hij pastoor in de dorpen Nuenen, Gerwen en Wetten, gelegen tussen Eindhoven en Helmond. In Mechelen werd hij tot prior verkozen en meermaals tot supprior.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en ARCHEOproof (Gevel van het pand ‘Bossche Maagd’ aan de Hinthamerstraat 179 in Den Bosch)
François
DU GARREAU
11 OKTOBER
Dat troepen het klooster als winterkwartier gebruikten, zagen we al bij luitenant DU PLEIX (zie 29 maart). In 1705 werd ook jonkheer DU GARREAU er begraven, heer van Leyssart, Grésignac en le Chastaing en sinds 1675 lid van de chevau-légers of lichte cavalerie van het Maison du Roi, een elitekorps van de Franse koning Lodewijk XIV dat gekleed ging in een opvallend rode en met gouddraad afgewerkte justaucorps. Toen hij op 56-jarige leeftijd overleed, had hij een indrukwekkende staat van dienst opgebouwd en zich in diverse veldslagen onderscheiden. SENSERE GIGANTES
Foto’s: ARCHEOproof (reconstructie van het uniform van een lichte cavalerist van het Maison du Roi tijdens de Spaanse Successieoorlog) en Studiebureau Archeologie bv
Petronella
LOOFF
13 OKTOBER
Dat er in het klooster niet enkel mannen werden begraven, zagen we eerder al bij juffrouw BUGGERS (zie 12 maart) en jonkvrouw T’SERAERTS (zie 23 juni). Ook juffrouw LOOFF kreeg er in 1686 haar laatste rustplaats. Wat haar van alle anderen onderscheidt, is dat – volgens een inventaris van de Mechelse kerken en kloosters uit 1770 – haar grafsteen als enige in de pandtuin lag. Net als BUGGERS was ze tertiarisse of zuster van de derde orde van de H. Dominicus. Meer nog, ze was suppriorin, wat erop wijst dat deze tertiarissen een georganiseerde gemeenschap vormden.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Universiteitsbibliotheek Gent (Titelblad van deel twee van de inventaris van de Mechelse kerken en kloosters uit 1770)
Joachim
VAN SIEGEN
14 OKTOBER
Op deze dag in 1715 stierf pater VAN SIEGEN, meermaals supprior en koster van het klooster. Anderhalve maand eerder had ook de Franse koning Lodewijk XIV het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld. Zijn kroning in Reims was samengevallen met het moment waarop de predikheren zich definitief in Mechelen hadden gevestigd en in diens ruim 70-jarige regeerperiode hadden ze niet zelden dezelfde strijd gestreden, elk op hun manier, tegen het oprukkend protestantisme en de dwaalleer van het jansenisme. Dat laatste was natuurlijk koren op de molen van de tegenpartij.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Rijksmuseum (Karikatuur van een dominicaan die drinkt op de gezondheid van de Franse koning, door Jacob Gole naar een ontwerp van Cornelis Dusart, ca. 1700)
Maria Magdalena
DANLY
16 OKTOBER
Jonkvrouw T’SERAERTS (zie 23 juni) en de in 1678 overleden jonkvrouw DANLY hebben heel wat gemeen. Beiden waren van adel en kregen een laatste rustplaats bij de predikheren, ze deelden de voornaam Magdalena en hun grafstenen behoren tot de oudste die werden teruggevonden. Maar alleen DANLY’s steen vermeldt uitdrukkelijk dat ze tertiarisse of geestelijke dochter was. De steen draagt verder geen religieuze symbolen die haar bijzondere band met God verraden, al staan de afgebeelde bloemen en fruit ongetwijfeld voor de rijke oogst na een godvruchtig leven.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Universitätsbibliothek Paderborn (Titelblad van ‘Kort begryp des levens ende der deughden vande weerdighe Joanna van Randenraedt’ (1610-1684), tijdgenote, eveneens lid van een aanzienlijke familie én geestelijke dochter)
Anna Catharina
VAN ACHTEREN
25 OKTOBER
Juffrouw VAN ACHTEREN was in 1697 medeoprichtster en eerste moeder of priorin van het Sint-Jozefshuis. Ze woonde er tot haar dood in 1716 samen met – aanvankelijk acht – andere zusters van de derde orde van de H. Dominicus. Het huis, ook wel de Kluys genoemd, bevond zich vlak naast het klooster van de predikheren. Die traden, zoals reeds vermeld (zie 12 maart), op als hun geestelijke leidsmannen. Hoewel ze niet verplicht werden tot samenwonen, laat staan leven onder clausuur, kozen veel tertiarissen voor deze veilige optie.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Sint-Jozefshuis met een tertiarisse in de deuropening en daarachter het predikherenklooster, pentekening en aquarel door Jan-Baptist De Noter (1786-1855))
Nicolaus
LE CORBESIER
28 OKTOBER
Lekenbroeders zoals de in 1714 overleden Nicolaus hielden het klooster en zijn bewoners fysiek in topvorm, zodat de paters zich voor de volle 100% konden toeleggen op prediking, studie en meditatie. Dat de door hen uitgevoerde werken soms verder gingen dan enkel het onderhoud van de tuin en gebouwen, blijkt onder meer uit een proces dat in 1762 door het ambacht van de metselaars werd aangespannen tegen de Mechelse predikheren omdat deze laatsten eigenhandig een nieuwbouw wilden oprichten voor de priorin van de tertiarissen.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Tate (Pentekening en aquarel door William Marlow (1740-1813) van de Pont Royal in Parijs, ontworpen door de in Gent geboren predikheer én bouwkundige Franciscus Rooman (1647-1735))
Antoninus
GRONDONI
2 NOVEMBER
Pater GRONDONI is 18 wanneer hij in het Brusselse klooster het habijt ontvangt. Hij blijkt een briljant student en geeft na zijn studies zelf les in Brussel, Leuven, Antwerpen en Mechelen. Hij wordt meermaals aangesteld als novicemeester en subregent en behaalt de titel van doctor in de roomse theologie (STD). Van 1690 tot 1693 is hij aangesteld als directeur van het gasthuis van Vilvoorde. In 1697 tenslotte is hij als prior van het Mechelse klooster medeoprichter en eerste directeur van het Sint-Jozefshuis (zie 25 oktober). Nog datzelfde jaar overlijdt hij op 45-jarige leeftijd.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Zicht op het Mechelse dominicanen- of predikherenklooster anno 1716 met linksboven het aangrenzende Sint-Jozefshuis (klik op afbeelding), gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
Catharina
PRINSE
9 NOVEMBER
We zagen al dat juffrouw PRINSE een grafsteen deelt met haar nicht juffrouw BUGGERS (zie 12 maart). In 1742 kreeg Catharina een lijkdienst in de Sint-Katelijnekerk alvorens te worden begraven bij de predikheren. Ze was priorin geweest van het Sint-Jozefshuis (zie 25 oktober en 2 november) waar ze met andere tertiarissen had samengeleefd. De zusters boden er ook onderdak aan enkele pensionaires en gaven er onderwijs aan meisjes (lezen, schrijven, handwerk, …). Hun leefregel was geïnspireerd op deze van de dominicanen en goedgekeurd door de Mechelse aartsbisschop Humbertus de Precipiano.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Stadsarchief Mechelen (Tekening van een tertiarisse van het Sint-Jozefshuis, uit ‘Malines. Costumes Religieux’ van Jean François Mardulyn (1751-1843))
Nicolas François
DE BONVAL
18 NOVEMBER
Eerder maakten we kennis met twee Franse militairen die in het klooster begraven werden, wellicht omdat ze er op het moment van hun overlijden waren ingekwartierd (zie 29 maart en 11 oktober). Naast militairen waren in de stad ook Franse ambtenaren aanwezig, zoals ‘commissaire des guerres’ DE BONVAL die in 1703 bij de predikheren zijn laatste rustplaats kreeg. Voorafgaand aan de Spaanse Successieoorlog had hij die topfunctie bekleed in o.a. de Savoie. Zijn belangrijkste taak: de bezette gebieden zoveel mogelijk geld afhandig maken om daarmee de oorlogsmachine draaiende te houden.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Musée national des châteaux de Versailles et de Trianon (Detail van het schilderij ‘Revue de Mousquetaires’ uit 1729 van Paul Ponce Antoine Robert, met rechts een commissaire des guerres)
Reginaldus
VAN NUVEL
26 NOVEMBER
Hoewel het obituarium of getijdenboek vermeldt dat pater VAN NUVEL op de 29ste overleed, staat in zijn grafsteen wel degelijk de 26ste gebeiteld. Vóór zijn dood in 1686 was hij koster, procurator en meermaals supprior geweest. Vanuit het Mechelse klooster werden de paters niet enkel ingezet in hun termijngebied in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. Ze zorgden ook voor het zielenheil van de Mechelaars, onder meer door een maandelijkse devotie te organiseren waarbij de deelnemers een volle aflaat (kwijtschelding van kerkelijke straf) konden verdienen voor zichzelf of voor de zielen van overledenen in het vagevuur.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Aartsbisschoppelijk Archief te Mechelen (Aanplakbiljet uit 1767 voor de maandelijkse devotie met volle aflaat in de Mechelse predikherenkerk)
Rumoldus
DE JONGHE
3 DECEMBER
We maakten eerder al kennis met zijn halfbroers Cornelius en Clemens VERPOPPEN met wie hij een grafsteen deelt (zie 15 mei en 17 juli). Toen pater DE JONGHE in 1750 op 70-jarige leeftijd als jubilaris overleed, kon hij terugblikken op een rijkgevulde carrière. Na zijn priesterwijding in 1705 was hij actief als terminarius (zie 24 januari) in onder meer Gemert, Mierlo, Heeze, Leende en Hapert. Hij doceerde filosofie aan het seminarie van Roermond, was doctor in de roomse theologie en eerste regent van het studiehuis in Leuven. Van 1742 tot 1745 was hij prior van het Mechelse klooster.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Maurits Sabbebibliotheek – KU Leuven Bibliotheken (Zicht op het Leuvense predikherenklooster en studiehuis anno 1715, gravure door Jacob Harrewijn (1660-1727))
Humbertus
T'SERMERTENS
Joannes Baptist
DE BACKER
5 DECEMBER
Paters T’SERMERTENS en DE BACKER werden allebei vanuit Mechelen ingezet in hun termijngebied in de Meierij (zie 24 januari). Humbertus liet er in 1693 zelfs het leven, meer bepaald in het plaatsje Goirle. Kreeg hij daarom, bij gebrek aan een graf, in Mechelen slechts een klein steentje? Pater DE BACKER deelt dan weer een grafsteen met pater WALSCHAERTS (zie 28 april). Het grafschrift geeft daarvoor een verklaring: het zijn cognaten of bloedverwanten van moederszijde. Van de in 1756 overleden Joannes Baptist weten we ook dat hij in 1744 het habijt ontving en vijf jaar later tot priester werd gewijd.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv
Jean Batiste
JEAN
Albertus
POOTEMANS
18 DECEMBER
Beide lekenbroeders stierven als novice, respectievelijk in 1721 en 1767, nog voor ze hun geloften konden afleggen. Schijnbaar stierven ze jong, al mogen we niet vergeten dat veel lekenbroeders pas op latere leeftijd intraden. Paters daarentegen waren meestal al rond hun 18de ingetreden. Na een uitgebreide opleiding hadden ze rond hun 24ste de priesterwijding ontvangen. Voor 1/3 van de 266 predikheren die in het obituarium van het Mechelse klooster vermeld worden, kon op basis van diverse data de leeftijd bij overlijden worden bepaald. Daaruit blijkt dat de dood er geen onderscheid maakte tussen jong en oud (klik op afbeelding).
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en ARCHEOproof
Petrus
VAN KERCKHOF
31 DECEMBER
We eindigen met de in 1721 overleden pater VAN KERCKHOF. Net als pater DE NYS (zie 19 april) raakte hij betrokken bij de zaak ‘Sophia Alberts’*. Na een gevangenschap van een zestal maanden werd hij verbannen uit de Meierij waar hij 31 jaar lang actief was geweest. Hij eindigde zijn carrière als missionaris in het Gelderse dorp Dreumel. Sophia verging het minder goed. Nadat ze in Mechelen in het huwelijk was getreden en bevallen van een dochtertje, besloot het gezin – de speelbal van een internationaal conflict – te vluchten naar het Zuidwest-Franse Thouars, waar ze als mid-twintiger overleed.
Foto’s: Studiebureau Archeologie bv en Uitgeverij Verloren (*het ganse verhaal lees je in het boek ‘Ontvoerd of gevlucht?’ door oud-gemeentearchivaris Henk Roosenboom)
© Copyright 2017-2024 | Alle rechten voorbehouden | ARCHEOproof